Vooruitkijken naar terugkijken
Wat voor een overheid willen we zijn, en wat hebben we daarvoor over? Wat is ons een democratie waard waarin informatie vrij stroomt en we als overheid navolgbaar zijn en aanspreekbaar op ons doen en laten? In deze nieuwsbrief een overdenking nu we aan het begin van 2025 staan.
Lydia Bremmer
Secretaris-directeur Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
"Nu de kerstbomen weer verdwenen zijn, de laatste restjes oliebollen weggewerkt en de olie afgevoerd naar de milieustraat, maken we de balans op en kijken we vooruit, naar het nieuwe jaar dat voor ons ligt. En dat vooruitkijken staat, hoe paradoxaal, vooral in het teken van terugkijken. Het kabinet heeft immers in het Regeerakkoord aangekondigd de Wet open overheid te gaan evalueren. Ook is een onderzoek naar de uitvoeringslast, kosten en de (benodigde) capaciteit voor de Woo aangekondigd.
Ik denk dat we veilig kunnen stellen dat de Wet open overheid één van de meest getoetste wetten is. Er is een quick scan geweest, een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA), er kwamen uitvoeringstoetsen door alle bestuursorganen zelf, vorig jaar was er een invoeringstoets, en komend jaar volgen dan dus weer twee onderzoeken. Terwijl, écht goed is de wet nog niet ingevoerd. De actieve openbaarmakingsplicht is nog niet van de grond en de informatiehuishouding is ook nog niet op orde. Dus wat verwachten we nu eigenlijk te horen na die onderzoeken? Dat de wet duur is? Dat we de uitvoering lastig vinden?
Ik moet nog wel eens terugdenken aan mijn tijd bij de directie Hoger Onderwijs & Studiefinanciering, toen we op verzoek van het parlement een berekening moesten maken van het publiek en privaat profijt van een studie in het hoger onderwijs. Met dank aan het goede archief van de Tweede Kamer vond ik die passages terug: “Het is inderdaad zo dat de verdeling van de studiekosten over overheid en student idealiter een weerspiegeling is van het profijt dat een studie beide oplevert. Het is echter niet zo dat dit meer beschouwelijke uitgangspunt omgezet kan worden in een harde, kwantitatieve berekening. (…) De waarde van een studie dient niet alleen bekeken te worden vanuit een smal financieel perspectief, maar ook vanuit een breder perspectief.”
Het is vaak de politieke reflex, als een onderwerp taai is of abstract, om dan maar te praten over het geld, de getallen, en de discussie te vernauwen tot een financiële. Ik hoop echter dat we komend jaar in het politieke debat tussen al het chagrijn over problemen en kosten, toch ook tijd maken voor dat andere gesprek, voor de beschouwing, en het bredere perspectief van een transparante overheid.
Wat voor een overheid willen we zijn, en wat hebben we daarvoor over? Wat is ons een democratie waard waarin informatie vrij stroomt, en we als overheid navolgbaar zijn en aanspreekbaar op ons doen en laten? En wat betekent dat dan voor ons, als we de wet vanuit dat principe bezien? Ik hoop dat we elkaar daar kunnen vinden in dit nieuwe jaar."
|
|
|
|
|